Het installatieprogramma zal nu proberen uw beeldscherm te detecteren zodat de beste beeldinstellingen voor uw machine bepaald kunnen worden. Als uw beeldscherm niet gedetecteerd kan worden, kies dan een beeldscherm uit de lijst die het beste overeenkomt met het beeldscherm dat met uw computer verbonden is.
U kunt ook de horizontale en vertikale syncronisatie-reeksen voor uw beeldscherm invoeren. Deze waarden zijn in de documentatie van uw beeldscherm te vinden. Wees voorzichtig met het invoeren van deze waarden; als de waarden buiten de mogelijkheden van uw apparatuur vallen, kunt u mogelijk schade toe brengen aan uw beeldscherm. Voer deze getallen alleen in als de standaardwaarden uit de lijst met beeldschermen niet overeenkomen met de waarden in uw handleiding en u zeker weet dat u de juiste getallen uit de documentatie gebruikt.
Als u besluit dat de door u gekozen waarden niet correct zijn kunt u op de knop Oorspronkelijk waardes terughalen klikken om de oorspronkelijk gepeilde instellingen te herstellen.